top of page

Wat is de barok? 

 

De barok is een Europese stijlperiode, zich uit- strekkende van de 17e eeuw tot in de eerste helft van de 18e eeuw, die zijn oorsprong had in Italië en tot uiting kwam in de architectuur, tuinarchitectuur, schilderkunst, beeldhouwkunst, literatuur en muziek. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vroeg-, hoog- en laatbarok. De laatbarok wordt ook wel roco- co genoemd.

De eigenlijke start van de barok hangt af van streek tot streek, zo bloeide de barok al veel vroeger in Italië, met name in Rome, terwijl in het noorden de renaissance nog aan het nabloeien was. We kun- nen dus zeggen dat in het algemeen de barok duurde van 1575 tot 1750. De stijl bouwt voort op de renaissance, maar slaat snel zijn ei- gen weg in. In de loop van de tijd ontdekken ook veel heersers het effect van de dramatische barok; zo wordt de stijl benut door het Vaticaan en ingeschakeld in de contrareformatie. Door veel pracht en praal te gebruiken in de bouwstijl van de kerken proberen de ka- tholieken die mensen, die overgegaan waren tot het Protestantisme, te imponeren en zo terug te krijgen. 

Wat is de schilderkunst? 

 

De schilderkunst tijdens de barok kenmerkt zich door het gebruik van de volgende beeldaspecten:

extreem realisme;
dramatische effecten;
sterke licht/donker contrasten (clair-obscur);
veel emotie (op gezichten);
veel vaart en beweging en druk/krinkelende figuren; berekende dieptebewerking;
diagonalen.
lichtbron niet zichtbaar

De Vlaamse barokschilderkunst is de schilderkunst in barokstijl die zich ontwikkelde tijdens de periode tussen ongeveer 1585, toen
de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden na de val van Ant- werpen zich afscheidde van het Zuiden, en ongeveer 1700, toen de laatste Spaanse koning die in het Zuiden regeerde, Karel II van Span- je, overleed. Antwerpen, waar Peter Paul Rubens, zijn leerling Antho- ny van Dyck en Jacob Jordaens actief waren, was het belangrijkste artistieke centrum naast Brussel en Gent. Het is een van de belang- rijkste periodes in de Vlaamse schilderkunst. 

Wat is de bouwkunst? 

De bouwkunst uit de barokperiode wordt gekenmerkt door het gebruik van dieptewerking met perspectieven en door veelvuldig gebruik van ovalen. Verder:

 

Rijk en weelderig materiaalgebruik.

Tweezijdige symmetrie ingewikkelde patronen.

Veelvuldig gebruik van versieringen.

Goddelijke onderwerpen.

Gebruik van concaaf en convex.

 

Onder invloed van de Italiaanse architecten Francesco Borromini (1599-1667), Gian Lorenzo Bernini (1598-1680) en de Zwitserse Carlo Maderno (1556-1629) wordt een stijl ontwikkeld die rijk, vermetel is en die, al maakt ze nog steeds gebruik van Romeinse en Renaissance-begrippen, breekt met de beperkingen van het klassieke bouwen en uitloopt op een ware stortvloed van gebogen, plastische vormen. In de barokke architectuur komt de ware aard van de ‘barocco’ tot uiting.

 

Barrocco is een juweliersterm om een ruwe parel of onbewerkte steen aan te duiden. Het gebrek aan verfijning, en de overdaad, zou de stijl van Maderno en zijn navolgers deze roepnaam opleveren.

 

Een kenmerk van de barokbouwstijl is dat door middel van de overdaad indruk op de bezoeker gemaakt moest worden. Bij de bouw van paleizen uit zich dat doordat de toegangsweg tot de ingang altijd schuin of van de zijkant is, zodat de betreder de symmetrie van het bouwwerk niet in de gaten zou hebben. [bron?] Hierdoor zou de “magie” ervan namelijk doorgeprikt kunnen worden. Het liefst werden er zelfs vijvers aangelegd om een frontale benadering onmo- gelijk te maken.

Tijdens de periode 1600-1715 was de architectuur in decoratieve ensembles geïntegreerd. De open vormen overheersen, ze vloeien in elkaar over en zijn beweeglijk. De afzonderlijke delen van het gebouw staan niet op zichzelf, maar komen tot hun recht in de samenhang van het geheel. Zo werden scherp omlijnde contouren vermeden en men had een voorliefde voor de tegenstellin- gen tussen licht en schaduw. De kerken in die tijd kregen een golvende rooilijn, verder berekende men hoe de schaduwwerking over het gebouw liep. In de interieurs streefde men naar het creëren van één grootse ruimte.

 

In de kerkelijke architectuur was de barok een overwegend katholieke stijl. In de tijd van de contrareformatie bouwden onder andere de jezuïeten veel ker- ken in deze stijl.

Als vervolg op de barok is in de achttiende eeuw rococo ontstaan, een veel lichter en luchtiger stijl, maar nog steeds heel rijk. 

@ Kunstgeschiedenis, Kayleigh Jannink

  • Facebook Black Round
  • Twitter Black Round
  • Instagram Black Round
bottom of page